De Nederlandse overheid heeft beleid voor ondernemen én beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je zou verwachten dat dit hetzelfde is, of ten minste dat het elkaar overlapt of goed op elkaar is afgestemd. Daar blijkt echter niets van…
Op 10 oktober stuurde het ministerie van Economische Zaken honderden pagina’s aan rapportages en evaluaties naar de Tweede Kamer, waaronder de voortgangsrapportage van het bedrijvenbeleid, de monitor van het bedrijvenbeleid en de balans van de topsectoren. De stukken behandelen beleid waarin honderden miljoenen per jaar via diverse regelingen naar het bedrijfsleven worden gesluisd. Over MVO wordt met geen woord gerept; ook worden er geen voorwaarden met betrekking tot MVO aan deze financieringen gesteld.
Het gaat in subsidieregelingen vaak expliciet om internationaal zakendoen, wat wil zeggen dat de OESO richtlijnen van toepassing zijn. Nederland heeft zich internationaal verplicht om de OESO-richtlijnen uit te dragen naar het bedrijfsleven. De eerste stap daarbij moet zijn dat er voorwaarden gesteld worden bij financiering – en niet alleen bij financieringen vanuit het ontwikkelingsbudget.
Ook de Tweede Kamer heeft zich uitgesproken over het stellen van MVO-voorwaarden bij financiering, zoals in de moties van Sjoerdsma (2013) of Koppejan (2012). Sjoerdsma stelde dat bedrijven “rijksbreed enkel in aanmerking komen voor overheidssteun indien zij handelen conform de OESO-richtlijnen.”
Het doel van bedrijvenbeleid is volgens het Ministerie van Economische Zaken “het verdienvermogen en de concurrentiekracht van Nederland vergroten” of “bijdragen aan het innovatievermogen van Nederland.” Deze doelen mogen niet boven de MVO-doelen en -afspraken gesteld worden. Toch lijkt het daar nu sterk op.